De coronacrisis heeft ons ontzettend veel geleerd. Niet de mannen in pak met een chique bedrijfswagen laten onze samenleving draaien. Als het er echt op aan komt, rekenen we vooral op de mannen en vrouwen in de zorg, achter de vuilniswagen, aan de kassa, … Op onderbetaalde mensen dus, met kapotte handen en ruggen. En op de vele mantelzorgers die dag en nacht paraat staan om de zorg voor hun kind, ouder, partner, … op te nemen. Vaak ten koste van de eigen gezondheid en ten nadele van hun inkomen en pensioenrechten.

De kaars is uit!

Half maart werden wij allemaal gedwongen om zoveel mogelijk in onze eigen ‘bubbel’ te blijven. Thuiswerk werd aangemoedigd, kinderen moesten niet naar school, … Amper een paar dagen later verschenen al de eerste verhalen in de krant van gezinnen die vertelden hoe zwaar het wel was om hun werk te combineren met de opvang van kinderen. Zeker nu voor hun kinderen alle activiteiten wegvielen en zij ook niet konden rekenen op grootouders of een oppas.

Wij beseffen maar al te goed hoeveel zwaarder deze periode was voor gezinnen met een kind met extra zorgen? Een kind dat je niet een uurtje voor tv of voor een laptop kon zetten om spelletjes te spelen. Een kind dat uitgesloten werd van ‘afstandsleren’. Een zoon of dochter, velen van hen al lang volwassen, die zich geen  moment alleen kon bezig houden.

Ouders die er half maart voor kozen om hun kind van de voorziening naar huis te halen, namen nu zelf de zorg op. „Maar”, vertelden deze ouders, „wij weten dat deze situatie tijdelijk is en dat we binnenkort de zorg voor ons kind terug kunnen delen”.  Dat besef heeft hen geholpen om het zo lang mogelijk vol te houden. Ook al loopt de weg ‘terug naar het nieuwe normaal’ niet over rozen, er is perspectief dat er binnen afzienbare termijn veel terug in zijn plooi zal vallen.

Wij maken ons echter heel veel zorgen over de vele gezinnen die dit perspectief niet hebben. Mensen kunnen een tijdje op de tippen van hun tenen lopen, maar niet voor eeuwig. Want als je alles op een rij zet, is dat niet niks: een extreme vermoeidheid  van het jarenlang zorgen + een coronatijd waarin ouders er compleet alleen voor stonden omdat ook het betrokken netwerk, als dit er al is, in de eigen bubbel bleef + een groeiende onzekerheid voor de toekomst. Want laat ons er geen doekjes om winden. Voor een groot aantal van deze gezinnen is een persoonsvolgend budget om de zorg te kunnen delen niet voor morgen, ook niet voor de eerstvolgende jaren.

Onze vorige actie „ik wacht mee”, samen met andere organisaties, om het onrecht van de wachtlijsten aan te klagen liep in deze periode vorig jaar. Als je het ons vraagt wordt het hoog tijd om terug de koppen bij elkaar te steken, figuurlijk dan, voor een nieuwe actie.

Een ezel die geld …

Maar al deze zorgende en wachtende ouders zien nu dat onze overheden kwistig met geld strooiden en blijven strooien om de gevolgen van de coronacrisis, vooral de economische, op te vangen. Hoe kunnen politici, zonder blikken of blozen, aan deze ouders uitleggen dat er nu ineens wel massaal veel middelen zijn om bepaalde noden op te vangen? Ook al gaat het vooral om eenmalige uitgaven. Wie van hen heeft het lef om personen met een handicap en mantelzorgers, zonder perspectief op ondersteuning, nog recht in de ogen te kijken?

Ooit zullen wij de rekening gepresenteerd krijgen van deze crisis. Er is nu al veel te doen over de economische relance en de bedragen die dan genoemd worden zijn om van te duizelen. Dus groeit bij velen de vrees dat het beperkte budget om de wachtlijsten in de zorg aan te pakken nog zal krimpen. Het geld moet van ergens komen.

Met praatjes vul je geen gaatjes!

Toen vorig minister van welzijn Jo Vandeurzen jaren geleden zijn perspectiefplan 2020 voorstelde, waren onze verwachtingen hoog gespannen. Wij zitten nu in de helft van 2020 en staan mijlenver van het ideaal dat toen in het vooruitzicht werd gesteld. Van de beloofde ‘zorggarantie voor mensen met een grote  ondersteuningsnood’ kwam er niks in huis! Er werden wat kleine stapjes gezet. Zo gaf het ‘basisondersteuningsbudget’ (BOB) van 300 euro sommige wachtenden op zorg en ondersteuning wat ademruimte. Het was net voldoende om enkele dienstencheques aan te kopen, een vrijwilliger te vergoeden en de kosten van rechtstreeks toegankelijke hulp, als die al voorhanden is, te betalen. Ook al ging het maar op een minimale opstap naar zorg op maat, die 300 euro betekende voor mantelzorgers een stukje erkenning en gaf hen de moed om de zorg te blijven volhouden. Ondertussen spreken we niet langer over een BOB, maar over een  zorgbudget voor mensen met een handicap’. Slechts een beperkte groep rechthebbenden krijgt dit zorgbudget automatisch toegekend. Uit het belachelijk lage bedrag dat er voor de afbouw van de wachtlijsten voor dit en de volgende jaren is uitgetrokken blijkt dat onze Vlaamse regering heel andere prioriteiten stelt. Een zorgbudget toekennen aan iedereen die nu in de kou staat, is voor ons het minst wat ze kan doen. Die 300 euro, maar dan wel geïndexeerd, is dan het absolute minimum.